SCHAAP

 

  • Gras, hooi en water moet het basisvoedsel zijn. Indien er niet genoeg gras aanwezig is, kan je ruwvoeder (hooi) bijgeven.
  • Elke dag een handje schapenkorrels is aan te raden, om de schapen tam te houden en voor wat aanbreng van extra vitaminen en mineralen.
  • Te veel brood, korrels (kippenvoer!!), keukenafval … kan leiden tot penstympanie (maag vol gas) en pensacidose (verzuring maag, tot zelfs verzuring algemeen in het bloed). Dit is pijnlijk en kan in extreme gevallen dodelijk aflopen. Let dus bv. zeker op als je ook kippen hebt en het voer voor de kippen staat binnen bereik van de schapen. Let ook op als voorbijgangers of buren de schapen (kunnen) voeren. De gegeven hoeveelheid brood kan dan snel (gevaarlijk) hoog oplopen. Vraag de mensen vriendelijk maar kordaat om dit niet te doen.

Schapen kunnen gevaccineerd worden tegen allerhande ziektes, waarbij vaccinaties tegen ‘de klem’ (tetanus) en enterotoxemie als basisvaccinaties moeten beschouwd worden.

Hieronder bespreken we deze ziektes, samen met nog een paar andere ziektes waartegen geitjes kunnen gevaccineerd worden:

TETANUS

Tetanus wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium tetani en deze ziekte wordt in de volksmond ook wel ‘de klem’ genoemd. Het meest typische symptoom is schapen die plots ‘stijf’ zijn. Andere mogelijke symptomen zijn coördinatieverlies, spasmen, opeengeklemde kaken, opengesperde ogen met verschijnen van het derde ooglid. Helaas komt behandeling meestal te laat dus preventie is zeer belangrijk! Dit betekent onder andere hygiënisch werken bij het verzorgen van wondjes, het inbrengen van de oormerken of klauwverzorging. De eerste vaccinatie kan gebeuren bij lammetjes vanaf 8 weken leeftijd. Deze eerste vaccinatie moet 2x gebeuren met 4 weken tussen. De vaccinatie moet daarna jaarlijks herhaald worden. Bij het vermoeden van een slechte biestvoorziening kan de vaccinatie vroeger gebeuren.

ENTEROTOXEMIE

Enterotoxemie wordt veroorzaakt door de bacterie Clostridium perfringens. Het meest typische symtoom is schapen/lammetjes die plots dood liggen, dikwijls met opgeblazen lijf. Meestal gaat het om de best groeiende dieren die het meeste eten, vandaar wordt deze aandoening ook de ‘weeldeziekte’ genoemd. Behandeling komt dus bijna altijd te laat dus ook hier weer is preventie zeer belangrijk. Dit betekent een goed management van de voeding en vaccinatie. De eerste vaccinatie kan gebeuren bij lammetjes vanaf 8 weken leeftijd. Deze eerste vaccinatie moet 2x gebeuren met 4 weken tussen. De vaccinatie moet daarna jaarlijks herhaald worden. Bij het vermoeden van een slechte biestvoorziening kan de vaccinatie vroeger gebeuren.

ROTKREUPEL

Dit is een zeer besmettelijke en uiterst pijnlijke ontsteking van de tussenklauwhuid bij schapen. Ze wordt veroorzaakt door de samenwerking tussen 2 bacteriën: Fusobacterium necrophorum en Dichelobacter nodosus. Door de pijn aan de klauwen gaan de schapen kreupel lopen en zullen ze grazen op de knieën omdat rechtstaan te pijnlijk wordt. Zelfs als er geen klinische symptomen zichtbaar zijn, kan de D. nodosus bacterie aanwezig zijn bij zogenoemde “dragers van de kiem” en vroeg of laat, onder de juiste omstandigheden (hoge temperatuur, natte omgeving,…) voor de bacterie, problemen veroorzaken. Behandeling is met antibiotica, pijnstilling en een goede klauwverzorging. Preventie gebeurt door een goed klauwonderhoud (min. 2x/jaar) en vaccineren met Footvax®: de eerste vaccinatie van het lam moet na 4-6 weken herhaald worden, daarna halfjaarlijks herhalen.

BLAUWTONG

Blauwtong is een virusbesmetting die voorkomt bij herkauwers, maar meestal bij schapen. Mogelijke symptomen zijn: gezwollen lippen en kop, koorts. Preventief kan men vaccineren met Bluevac®BTV8: 2 x 2 ml tussen vel en vlees met 3 weken tussen als eerste vaccinatie, daarna jaarlijks herhalen. Kan vanaf 10 weken leeftijd. Voorlopig kan er nog steeds gevaccineerd worden met vaccin dat bekostigd wordt door het Dierengezondheidsfonds. Je betaalt dan enkel het consult en de tijdsduur van vaccinatie. Let op: enkel schapen die correct geïdentificeerd zijn en gehouden worden op een geregistreerd veebeslag mogen gevaccineerd worden.

 

Voor meer tips over het houden van schapen, klik hier!

Er zijn drie groepen wormen die schade kunnen berokkenen: de rondwormen (nematoden), de platwormen (trematoden) en de lintwormen (cestoden). Bij de rondwormen zijn deze vier soorten de belangrijkste: Haemonchus contortus of rode lebmaagworm, Nematodirus battus, Teladorsagia circumcincta en Trichostrongylus spp. Bij de platworm betreft het leverbot (Fasciola hepatica). Helaas werken de meeste courante ontwormingsmiddelen hier niet tegen. Let dus goed op bij risicoweiden (natte weiden). Infecties met lintwormen (Moniezia spp.) geven normaal niet veel problemen. Een besmetting kan herkend worden door “rijstkorrels” in de mest. Enkel bij jonge lammeren kunnen extreem erge infecties met lintwormen problemen veroorzaken, omdat er dan verstopping van de darmen kan optreden.

De belangrijkste symptomen bij wormbesmettingen zijn diarree, een verminderde eetlust en groeivertraging of vermageren. Bij erge besmettingen kunnen schapen uitgedroogd en sterk verzwakt geraken, met eventuele sterfte als gevolg. Het meest specifieke symptoom bij Haemonchus besmettingen is bloedarmoede (te herkennen aan bleke slijmvliezen, duidelijkst te zien aan de ogen), die veroorzaakt wordt doordat deze worm zich vasthecht in de lebmaag en daar bloed zuigt.

Vooraleer de schapen worden ontwormd, wordt er bij voorkeur eerst een mestonderzoek gedaan. Zo kan er gekeken worden of ze wormeitjes uitscheiden en met welke worm(en) ze besmet zijn. Afhankelijk van de uitslag kan er een gepaste behandeling worden gestart. Indien geen opvolging met een mestonderzoek gebeurt, wordt een schaap best 2x per jaar ontwormd (meestal gebeurt dit 1x na het lammeren en 1x bij het scheren). Dit is ook het ideale moment om de klauwtjes te laten bijknippen. Jonge lammeren worden best in de eerste levensmaanden om de 2 maanden ontwormd.

Soms kan het noodzakelijk zijn om het ontwormschema aan te passen als er een hoge besmettingsgraad is op het weiland (bv natte, warme periode of veel jonge dieren op de weide). Een te frequente ontworming van alle schapen met te lage dosissen is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van resistentie van maagdarmwormen tegen ontwormingsproducten. Daarom is de belangrijkste pijler in de preventie van resistentieontwikkeling het gebruik van de correcte dosis. Daarbij is vooral het correct schatten van het gewicht van de dieren een erg belangrijk gegeven.

Naast ontwormen is een goed weidebeheer belangrijk om besmettingen zo laag mogelijk te houden. Een eerste pijler is de dieren ontwormen vooraleer men ze verplaatst, waardoor de besmetting van de weide uitgesteld wordt. Een tweede pijler van een goed weidebeheer is het beperken van de besmetting van een weide door dieren te verplaatsen naar een andere weide net vooraleer de besmettingsgraad een bedreigend niveau bereikt. Ook het maaien van de weiden is een efficiënt middel om de besmettingsgraad te verlagen.

Voor meer tips over het houden van schapen, klik hier!

Coccidiose is een ziekte die veroorzaakt wordt door een parasiet, met de benaming: Eimeria. In de mest van schapen worden de eitjes van de parasiet Eimeria zeer vaak teruggevonden, maar alleen bepaalde soorten zijn als belangrijk te beschouwen (zoals bv de soort Eimeria ovinoidalis). Dieren besmet met Eimeria ovinoidalis kunnen weinig symptomen vertonen als ze besmet worden met kleine dosissen. Toch geven ook deze subklinische gevallen een lagere gewichtsaanzet. Uitbraken van diarree treden op wanneer dieren zonder afweer voor deze parasiet in een besmette omgeving komen of wanneer dieren plots aan een hoge besmetting worden blootgesteld. Deze ziekte-uitbraken zijn moeilijk te voorspellen omdat, naast de infectiedruk, predisponerende factoren zoals besmetting met maagdarmwormen, stress, slechte voeding, … een belangrijke rol spelen. De mogelijke symptomen van coccidiose zijn: een gedaalde eetlust, gewichtsverlies, groeivertraging, diarree die soms bloed bevat, koorts, bloedarmoede, een dof haarkleed en persen.

Coccidiose kan meestal vermoed worden op basis van de voorgeschiedenis van het bedrijf en de klinische symptomen. De diagnose dient bevestigd te worden door mestonderzoek. Zoals al vermeld, zijn niet alle Eimeria soorten als belangrijk te beschouwen, dus een correcte identificatie van de aangetroffen eitjes is van belang.

De behandeling van coccidiose bestaat meestal uit een toediening van diclazuril of toltrazuril. Indien de diagnose van coccidiose bij 1 dier wordt gesteld is het raadzaam ook alle andere dieren aanwezig in de stal/weide te behandelen. Het is belangrijk eventuele uitdroging te behandelen/voorkomen door een ziek schaap vocht bij te geven via de muil of als het schaapje heel slecht is in het bloed. Soms is het ook aangeraden om bijkomende bacteriële besmettingen te voorkomen/bestrijden door antibiotica te geven. Wanneer de ontstekingsreactie ter hoogte van het spijsverteringsstelsel uit de hand dreigt te lopen, kunnen er ontstekingsremmende middelen ingezet worden. Zij remmen de ontsteking, en kunnen de terugkeer naar een normale darmwerking stimuleren. Hun gebruik dient echter beperkt te worden tot één of hoogstens enkele dagen wegens de neveneffecten die zij uitoefenen op de nieren en op het slijmvlies van de maag en de darmen.

Ter controle en preventie van coccidiose is een combinatie van medicatie en management noodzakelijk. Het management speelt echter veruit de belangrijkste rol! De bezettingsgraad mag niet te hoog worden en qua stalklimaat moet er gelet worden op tocht, vocht en temperatuur! Het mag niet tochten in de stal, de stal moet droog zijn en natuurlijk zowel te warm als te koud is nadelig.

Hygiëne is zeer belangrijk: frequent weghalen van de mest, grondig reinigen en ontsmetten, eventueel leegstand gedurende enkele weken na reiniging en ontsmetting. Voor coccidiose is ontsmetting met chloorhoudende ontsmettingsmiddelen niet effectief, er moeten ontsmettingsmiddelen gebaseerd op ammoniak worden gebruikt (bv. Kenocox®); ook ontsmetting met stoom is effectief.

Zieke dieren verwijder je uit de stal en plaats je in afzondering. Zieke dieren worden best verzorgd als laatste. Probeer ook stresstoestanden zoveel als mogelijk te vermijden en zorg voor een evenwichtige en goed verteerbare voeding, dit vooral om de weerstand van het dier tegen maagdarminfecties optimaal te houden. Qua medicatie is er ook hier weer de keuze tussen diclazuril en toltrazuril. Best is hier de schaapjes 1x/jaar te behandelen of de mest te laten controleren.

Entropion is een erfelijke aandoening bij het schaap waarbij het onderste ooglid naar binnen krult en zo irritatie van de cornea veroorzaakt:

 

 

 

 

 

 

 

De symptomen zijn gemakkelijk herkenbaar: het ooglid lijkt naar binnen toe te krullen, het lam knijpt het oogje dicht en/of heeft ooguitvloei.

Via een eenvoudige onderhuidse injectie met een visceus antibioticum zo snel mogelijk na de geboorte kan dit behandeld worden.

 

 

 

 

 

 

 

Afhankelijk van de eventuele irritatie die  al opgetreden is aan het oog kan het nodig zijn om nog oogzalf  toe te dienen de eerste dagen.

Wat is een keizersnede?

Een keizersnede of sectio caesarea is een chirurgische ingreep om een lam te laten geboren worden wanneer het via de natuurlijke weg niet kan. De meest voorkomende reden waarom dit wordt uitgevoerd, is een lam dat niet door het bekken past (zeer groot lam of zeer klein bekken bij het schaap). Een andere reden voor een keizersnede kan bijvoorbeeld een slecht ontsloten cervix zijn. Dit zien we vaak na een vaginaprolaps.

Vooraf

Het schaap wordt in een propere, goed verlichte en vers ingestrooide stal of ruimte gelegd (indien mogelijk op een tafel). Een keizersnede bij een schaap wordt altijd uitgevoerd in rechter zijlig. Een goede fixatie is belangrijk om proper en veilig te werken. Zowel de voor- als de achterpoten worden vastgebonden en het hoofd wordt door een assistent neer gehouden. Het operatieveld wordt ingezeept en geschoren; indien mogelijk is het bij een schaap nog beter om de wol te ‘plukken’. Daarna wordt het operatieveld ontsmet met alcohol. Het schaap wordt lokaal verdoofd met procaïne, zowel in de huid als in de spieren. Vervolgens wordt het operatieveld achtereenvolgens ontsmet met joodzeep, alcohol en een joodhoudende oplossing. De wol rond het operatieveld wordt nog eens extra drooggedept om bevuiling van het operatieveld te voorkomen. Op onze praktijk wordt er voor elke keizersnede gewerkt met steriel wegwerpmateriaal en per keizersnede wordt een hitte-gesteriliseerde materiaaldoos gebruikt.

Hoe verloopt een keizersnede?

Na het insnijden van huid, spieren en buikvlies, wordt het lam opgezocht in de buikholte. Indien het lam met de rug naar de wonde ligt, wordt de baarmoeder met het lam erin eerst gedraaid voordat het lam eruit mag. Om het lam naar buiten te kunnen brengen, wordt met de rechterhand het klauwtje gezocht en met de linkerhand wordt de hak gefixeerd. Vervolgens wordt de hoorntop met de klauwtjes naar buiten gebracht, daarna de hak. Daarna wordt de baarmoederwand ingesneden. Dan wordt het tweede pootje erbij gehaald.

Eens het lam volledig uit de baarmoeder is, wordt hij/zij  op een propere ondergrond gelegd (liefst in de buurt van de moeder!) en de navel wordt ontsmet met joodtinctuur. Nadien wordt de baarmoeder terug opgezocht om te voelen of er geen tweede lam aanwezig is. Als er geen tweede is, wordt de baarmoeder gefixeerd met de baarmoedertang om te controleren op bloedingen. Als alles in orde is, kan de baarmoeder gehecht worden. In de buik wordt er antibiotica gedaan en tussen de spierlagen ook. De spieren worden in 1 laag gehecht, en daarna de onderhuid en de huid. Na het hechten wordt de wonde proper gemaakt met een doek en wordt er aluminiumspray aangebracht. Standaard krijgt een schaap op onze praktijk ook een injectie met oxytocine en een pijnstillend middel.

Nazorg

Na de keizersnede start voor de boer nog een belangrijke taak: zo snel mogelijk na de keizersnede moeten de lammeren aangelegd worden voor te drinken. Net zoals bij koeien is de biest, de eerste melk, zeer belangrijk voor een goede afweer van de lammetjes tegen ziektekiemen. Om zeker te zijn dat de lammetjes genoeg biest krijgen is het zelfs aan te raden om deze eerste portie met een flesje te geven. Nadien moet er om de 2 uur gecontroleerd worden hoe het met de lammetjes is en of ze voldoende drinken. Indien de nageboorte niet afgekomen is na 12u belt u ons op.

Drachtigheidstoxemie bij schapen komt meestal voor bij ooien drachtig van een 2- tot 3-ling (of meer). De baarmoeder neemt steeds meer plaats in in de buikholte en drukt op de pens, waardoor deze dieren minder gaan eten. Bovendien zijn dergelijke ooien minder beweeglijk, waardoor ze ook minder moeite gaan doen om voldoende voeder op te nemen. Dit terwijl de foetussen veel energie vragen. Dit resulteert uiteindelijk in een energie en calcium tekort, de dieren voelen zich zwak, gaan nog minder voeder opnemen en komen in een vicieuze cirkel terecht. Het energie tekort zorgt bovendien voor ketonenvorming. De symptomen zijn:

  • Verminderd bewustzijn (suf, doelloos rondlopen, blind, dwangbewegingen, neerliggen)
  • Trillende oogleden, spasmen van ledematen, fietsbewegingen

De beste preventie is ervoor te zorgen dat de dieren in het begin van de dracht niet overvoederd worden, zodat leververvetting wordt verhinderd. En er bovendien voor te zorgen dat de dieren op het einde van de dracht beschikken over heel smakelijk ruwvoer (hoge kwaliteit hooi en/of voordroogkuil), aangevuld met bieten, bietenpulp of graan en een geleidelijk toenemende hoeveelheid krachtvoer (vanaf ongeveer 1 maand voor de bevalling). De hoeveelheid voeder moet eerst en vooral afgestemd worden op de conditiescore van de ooien en in 2de instantie op de verwachte worpgrootte.

Wanneer de schapen tijdens de lammerperiode opgestald worden, moet er voor gezorgd worden dat ALLE ooien voldoende toegang hebben tot de hooiruiven en de voederbakken. Zo krijgen risico-ooien optimaal de kans om voldoende voeder op te nemen, zonder dat ze constant van hun eetplaats verdrukt worden.

De boodschap is: op tijd ingrijpen wanneer je ziet dat bepaalde ooien trager worden en minder voeder opnemen. Deze ooien kunnen best preventief 15 tot 20 cc propyleenglycol krijgen 2 maal per dag. Preventief handelen is heel belangrijk want de behandeling is moeilijk en de meerderheid sterft.

Indien ondanks een goede preventie er toch een schaap opgemerkt wordt dat symptomen vertoont van drachtigheidstoxemie belt u best meteen de dierenarts. Dit is een spoedgeval waarbij enkel infuustherapie met glucose en calcium en andere medicatie nog kan baten.

Een keizersnede kan toegepast worden in enkele specifieke gevallen:

  • Bij een eerste bezoek aan een schaap met drachtigheidstoxemie dat er heel erg aan toe is en waarbij de eigenaars het schaap zelf enorm belangrijk vinden en de lammeren willen opofferen .
  • Bij een 2de of 3de bezoek aan een schaap met drachtigheidstoxemie, waarbij geen verbetering wordt gezien. Het dier is niet recht geweest en eet helemaal niets.